Hans Knudde - Geboren met zand tussen de tenen
Project: Zicht op zee
Het verhaal van Hans, baigneur van de vierde generatie, werd vastgelegd door Martine Nijsters. Hans is baigneur in bijberoep. Eigenlijk doet hij het vooral omdat hij de familietraditie wil verder zetten.
Verhaal Hans Knudde:
“Ik ben al de vierde generatie die cabines verhuurt op het strand!” Dat is zowat het eerste dat Hans me fier meegeeft, wanneer ik bij hem aanklop om het even over die bijverdienste van hem te hebben.
“Ik doe het daarom uit overtuiging, om een waardevolle traditie voort te zetten. Mijn overgrootouders hadden al een stranduitbating in Blankenberge, vóór WOI. ‘Frans Van Wulpen’ heette dat, de naam van mijn overgrootvader. Mijn grootvader zette dit voort en kwam tussen beide oorlogen naar Wenduine. Allebei waren ze timmerman, cabines en ligzetels in elkaar steken om een graantje mee te pikken van het opkomende toerisme aan onze kust, lag dus voor de hand. Maar een vakantieseizoen was toen eerder beperkt tot de
twee zomermaanden. Dus hielden mijn schrijnwerkende voorvaders zich in de stille maanden ook bezig met alles wat met hout heeft te maken: van begrafenisondernemer over strandcabine-onderhoud tot meubelmaker.
Een strandcabine in die tijd was een luxe voor de badgasten. Er stonden toen niet zo veel cabines op het strand. Het gemeentebestuur smeekte mijn grootvader toen om méér strandcabines te maken en te plaatsen, omdat het toerisme toenam en de vraag na WOII alsmaar steeg. Maar hij kon niet eindeloos uitbreiden en het strand stampvol zetten, toch? Hij moest ze tenslotte ook nog verhuurd krijgen. Ik zie mijn grootvader nog op de Zeedijk lopen met een sandwichbord waarop stond ‘Strandcabine te huur voor 1 dag’…
Mijn vader werd ook schrijnwerker en schakelde over op alleen cabineverhuur, geen ligzetelverhuur meer. Net zoals mijn grootvader was ook hij strandredder en zo ging hij uiteindelijk vast in dienst bij de gemeente om de reddingsdienst professioneel uit te werken. Daar heeft hij tenslotte een bloeiende carrière in opgebouwd. Tijdens de wintermaanden hield hij zich bezig met het onderhoud van de strandcabines, een ritme dat ik nu nog steeds volg.
Net als mijn vader ben ik een zogenaamde semiprofessionele stranduitbater. Dat wil zeggen dat ik cabines verhuur in bijberoep. Ik heb een job als kok en ben ook gemeenteraadslid. Genoeg om handen dus, en het onderhoud van 45 strandcabines valt niet te onderschatten. Wanneer de cabines in die eerste week van oktober worden afgebroken en stuk per stuk naar de loods worden gebracht, begint het eigenlijke onderhoudswerk al. Ik gebruik notabene nog
altijd dezelfde loods als mijn grootvader en vader.“
En weer speelt dat fiere glimlachje over Hans’ lippen. Maar hij gaat ernstig verder:
“Daar rangeer ik de strandcabine-onderdelen volgens hun onderhoudsnoden: de goede stukken, die vorig jaar pas geschilderd zijn bijvoorbeeld, die gaan achter in de loods. Alle delen die onder handen moeten genomen worden komen vooraan. Om de vier jaar krijgt een strandcabine een nieuwe verfbeurt. En dan moet ik alle scharnieren, sloten, accessoires, …enz. checken of iets hersteld moet worden. De houten dakplaten van al mijn cabines heb ik overtrokken met een speciale dak-kunststof, waardoor ze niet meer rotten. Ik gebruik inox beslag, i.p.v. ijzer of staal, zodat ze niet meer roesten. Dat maakt de cabines wat duurder in aanmaak, maar het scheelt enorm in onderhoud.
Die efficiëntie moet je voortdurend uitkienen, want de verdiensten zijn niet meer wat ze waren. Het hout is de laatste jaren vreselijk duur geworden. Het standgeld dat ik voor elke cabine aan de gemeente moet betalen, is geïndexeerd en gaat dus elk jaar omhoog. Zelfs als we door werken op het strand pas laat onze cabines kunnen plaatsen en daardoor bijvoorbeeld de Paasvakantie of een maand september missen, moeten wij wel hetzelfde
huurgeld aan de gemeente betalen. Je hoort me niet klagen hoor, onze gemeente is relatief goedkoop in vergelijking met andere kustgemeenten, terwijl zij zelf ook concessiegeld moeten betalen aan de Maritieme Dienst der Kust, de hoofdverantwoordelijke van alle stranden, zeg maar.
En toch wil ik het huurgeld voor mijn klanten niet opslaan. Ik heb een fantastisch trouw cliënteel, mensen die ook al van generatie op generatie bij ons huren, van in de tijd van mijn grootouders en ouders dus. Er is zoiets als een psychologische prijs waar je niet over kan. Gelukkig huren mijn klanten vandaag de dag per seizoen, en niet meer per dag zoals bij mijn grootvader, of per week of maand. Het publiek van onze badplaats bestaat vooral uit
tweedeverblijvers, die van Pasen tot eind september een strandcabine ter beschikking willen hebben.
Er is een verschil in prijs volgens de positie van de strandcabines door de manier waarop ze staan opgesteld op het strand. Vroeger had je twee lange rijen cabines die parallel liepen met de Zeedijk. Nu worden de cabines in piramide-groepen opgesteld, met de langste zijde van 10 cabines tegen de dijk. Daarvoor staan er acht, dan zes en dan vier. Tussen elke groep blijft er
ruimte over om de zee te zien vanop de Zeedijk. De cabines op de koppen van elke rij en van elke groep hebben ook meer zeezicht en meer ruimte rond zich, zijn dus meer waard. Die schikking is er gekomen door de strandophopingen van de laatste jaren. In de tijd van mijn voorouders en toen ik klein was, lag het strand meters lager dan de Zeedijk, de cabines kwamen met hun dak er net boven piepen. Nu komt het strand op gelijke hoogte met de zeedijk en zouden die ellenlange rijen cabines alle zeezicht wegnemen.
Want daar komen de mensen van het binnenland voor hé. De zee, het strand, het zand tussen de tenen.
Ook allicht het jonge volk dat met Pasen met de vriendenbende komt kamperen om, net voor de eindexamens, nog even de bloemetjes buiten te zetten. En dan is het vaak alsof die eerste cabines op het strand werken als een rode lap op een stier. Dan moeten ze dààr per se hun energie op kwijt. Er wordt op gekliederd met verf en alles wat kleur geeft, er wordt ingebroken, ze worden volgestouwd met van alles en nog wat, ze dienen als nachtelijke slaapstek of om het teveel aan drank weer uit te plassen of te spuwen… Alles heb ik al gezien, en de paasvakantie is echt de periode bij uitstek voor die baldadigheden. Dan mag je weer schoonmaken en herstellen natuurlijk. Maar ach, het is niet zozeer de jeugd van vandaag. Vroeger was dit nog erger.
Ik vind het werk op en rond het strand nog altijd een stuk van mijn leven. Elk seizoen opnieuw zie ik dezelfde mensen terugkeren, mensen die ik ken van toen ik kind was, die mijn ouders al kenden. Generaties die ook die vakantietraditie doorgeven. Er moet toch een aantrekkingskracht zijn die de tijden overschrijdt en de mensen elk jaar opnieuw naar zee doet terugkeren. Wenduine is dan ook een typische badplaats voor mensen met kinderen, die later met hun eigen kinderen terugkeren. En dat is een troef die we moeten blijven uitspelen.
Ik blijf mijn strandcabines dus met liefde uitbaten, maar hoop toch dat mijn zoontje slim genoeg zal zijn om dat niet meer te hoeven doen. Al zou er dan een stukje familietraditie verloren gaan.
Och, je weet maar nooit…”